Knoopje 124
‘Hop Marjanneke, stroop in ’t kanneke, laat de poppetjes dansen. Gisteren was er een prins in ’t land, vandaag die kale Fransen.’ Het vrolijke kinderliedje dat we bijna gedachteloos meezingen, stamt uit het einde van de 18e eeuw. Een roerige tijd: de schokgolf van de Franse Revolutie was tot in Loppersum te voelen. Een in Loppersum bekende metaaldetectoramateur vond in 2017 een knoopje: onderdeel van een uniform van een Napoleontische soldaat. Van wie was dat knoopje? Het zoeken naar het lastige antwoord op die relatief simpele vraag bracht een schat aan informatie aan het licht over Lopster jongens in de legers van Napoleon.
Door Els Zwerver

Het knoopje, gevonden in de Raadhuisstraat door Aldwin Wals
Op het knoopje dat in Loppersum opdook, stond een 124. Vincent van der Veen, PAN-registrator1: ‘Dit type knoop behoort toe aan het Franse 124e regiment lijninfanterie en werd geproduceerd van 1803 tot 1814. Het 124e is inderdaad één van de Franse regimenten waar veel Nederlanders in werden ondergebracht. Andere zijn het 123e, 125e en 126e regiment lijninfanterie en het 33e regiment lichte infanterie.’
Een beetje mijmerend over dat knoopje en de mogelijke eigenaar, besloot ik na te zoeken wie er allemaal vanuit Loppersum terecht waren gekomen in het Franse leger. Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) heeft een online databank met 53.000 namen van Nederlandse militairen die tussen 1797 en 1814 in het Franse leger dienden. Toen ik zocht op ‘geboorteplaats Loppersum’ kwam er een lijstje uitrollen met achttien namen. Van een aantal van die namen waren via de Franse site ‘Memoire des Hommes’ de fiches na te zoeken: omdat in de Nederlandse databank ook regimentsnummers en geboortedata stonden, kon ik voor een aantal regimenten in de gedigitaliseerde stamboeken de gegevens van deze Lopsters opzoeken.
Prachtige snippers informatie waren dat, die iets meer vertelden over bijvoorbeeld hun uiterlijk, hun laatste woonplaats en hun beroep voordat ze in dienst gingen, het nummer van hun bataljon, eskadron en compagnie en verdere bijzonderheden, zoals blessures, bevorderingen, desertie en in sommige gevallen een sterfdatum. Ik heb vele uren doorgebracht met het combineren van de snippertjes informatie op een persoonlijke fiche met verslagen van veldtochten en oorlogshandelingen, met doop-trouw-en-begraafboeken, met ambtelijke documenten en andere interessante zijpaden. Namen als Jan Hiddes Brandhout, Willem Veendijk en Wolter Steenhuis kwamen onder mijn ogen tot leven.

Zo zagen de soldaten in Napoleontische dienst er ongeveer uit. Elk regiment en elke rang had eigen details. Nummer 2 en 6 zijn gewone soldaten. De grijze jas maakt deel uit van het wintertenue.
Maar zoekend op de site van het NIMH kwam ik in het 124e regiment geen Lopsters tegen. Er zaten wel Groningers in: 57 Stadjers, een Bedumer en een soldaat uit Appingedam. Nu kan het knoopje theoretisch gezien van elk van deze 59 mannen zijn geweest, en zelfs nog van de 3.833 andere geregistreerde Nederlanders, om van naburige Duitsers maar niet te spreken. Maar het is wel interessant om de Bedumer en de Damster wat nader te bekijken.
Pieter met het gladde gezicht
Op 17 december 1810 meldde Pierre Henry de Ruiter uit Appingedam zich vrijwillig aan voor de militaire dienst. Als geboortedatum gaf hij ‘november 1792 op’, wat zou betekenen dat hij net 18 was toen hij dienst nam. Zijn fiche in het stamboek van het 124e omschrijft hem als 1,65 meter lang, met een visage glissant: een glad of glimmend gezicht, bruine ogen en zwart haar, een grote neus en een ronde kaaklijn. Pierre werd fusilier, een gewone soldaat met een geweer.
Pierre hield het een aardig tijdje vol in het leger; hij bleef in elk geval tot in 1813 in leven. Nam hij deel aan de Russische Veldtocht? Zijn regiment in elk geval wel.
De Franse Grande Armée was haar invasie van Rusland begonnen in juni 1812 met een leger van vijfhonderd- tot zeshonderdduizend soldaten. De Russen, geschrokken van de omvang van de Armée, pasten de tactiek van de verschroeide aarde toe: ze trokken zich terug, namen alles wat eetbaar en bruikbaar was mee en vergiftigden zelfs waterputten. In het Franse leger braken besmettelijke ziekten uit en de honger sloeg toe. Omdat de legertrein een ontzettend lange stoet was (sommige bronnen beweren dat de legertrein zes dagen (!) nodig had om in zijn geheel voorbij een bepaald punt te trekken), was aanvoer van voorraden of reservegoederen erg lastig, net als onderlinge communicatie.
Pas op 7 september kwam het eindelijk tot een veldslag. De grootst gevoerde veldslag ooit tot dan toe vond plaats bij Borodino, een dorpje ten westen van Moskou. Rond de 67.000 soldaten verloren in één dag het leven. In tactische zin eindigde de slag onbeslist, maar de Russen trokken zich terug en Napoleon kon doorstoten naar Moskou. In 82 dagen hadden zijn legers ruim 800 kilometer afgelegd en onderweg gestreden en geleden.
Maar ook in Moskou trof Napoleon veel schuren en pakhuizen leeg aan; een groot deel van de bevolking was gevlucht. Het aantal soldaten was inmiddels bijna gehalveerd en in de stad zelf sneuvelden als gevolg van branden nog eens vijftienduizend soldaten. Na vijf weken in de Russische hoofdstad vertrok Napoleon weer, met lege handen: geen capitulatie van de Russen, geen voorraden, maar wel een flinke oorlogsbuit. De Grote Terugtocht was een hel die velen niet overleefden. Honger en kou waren de belangrijkste vijanden, maar de Russische kozakken die als aasgieren om de lange legertrein cirkelden, eisten ook veel slachtoffers.

Napoleons terugtocht uit Rusland, schilderij van Adolph Northen (1828-1876)
Minder dan een zesde van Napoleons leger kwam half december terug op Duits grondgebied. Sommige bronnen spreken ook wel van slechts 20.000 soldaten. Veel legereenheden hielden gewoonweg op te bestaan. Toen Napoleon in december 1812 aankwam in Parijs, was er van het 124e niet veel meer over. Toch werd het opgelapt en aangevuld met de overlevenden van andere gedecimeerde onderdelen.
In 1813 trok het 124e opnieuw oostwaarts op een grote campagne in Duitsland. Pierre de Ruiter marcheerde met zijn medestrijders richting Leipzig en daarna naar Dresden. In de zomer kreeg hij een paar weken ‘vakantie’, toen Napoleon en de Russisch-Pruisische geallieerden een zes weken durende wapenstilstand sloten.
Maar daarna moest hij toch weer aan de bak. De strijdende partijen draaiden in augustus en september voortdurend om elkaar heen, totdat het op 16 oktober tot een gigantische veldslag kwam. Maar liefst vier dagen lang streden de partijen in en om Leipzig tijdens wat later de Volkerenslag zou gaan heten. Napoleon werd verslagen.
Pierre de Ruiter deserteerde. Maar was dat voorafgaand aan de Duitse campagne, tijdens de reis of na de Volkerenslag? Zijn fiche meldt alleen deserté le … 1813. Pierre had er genoeg van.

Pierre Henry de Ruiter, nummer 2844 in het stamboek van het 124e Regiment Lijninfanterie
Maar er is iets vreemds met Pierre. Hij nam vrijwillig dienst. Dat is op zich al bijzonder. Een paar maanden later werd de algehele dienstplicht ingevoerd, maar blijkbaar kon of wilde Pierre daar niet op wachten. En dan is er nog zijn leeftijd. Hij liet opschrijven dat hij in november 1792 was geboren en dat hij op het moment van inschrijven dus net 18 jaar was. De namen van zijn ouders gaf hij ook netjes op, en dat stelde me in staat om hem na te zoeken in de archieven.
Daar vond ik dat Hindrik Pieters de Ruiter en Margarietha Cornelius Spee in totaal zes kinderen kregen. Hun oudste zoon, uit 1789, was een Pieter en hun vierde kind, geboren in april 1794, noemden ze eveneens Pieter. Dat zal wel voor verwarring aan de eettafel gezorgd hebben, maar dat terzijde.
Welke Pieter nam dienst? Of was het wel een Pieter? Want er was in 1791 ook een Antonie geboren. Maar de 21-jarige Pieter en de 19-jarige Antonie zouden niet hoeven liegen over hun leeftijden om in dienst te mogen. De 16-jarige Pieter echter wel. De ambtenaar die Pierre inschreef, omschreef zijn gezicht als glad of glimmend: een baardloos pubergezicht? Was Pieter/Pierre inderdaad pas 16? Waarom nam hij vrijwillig dienst? Vluchtte hij ergens voor? Had hij genoeg van het leven in Appingedam? Lokte het avontuur? We kunnen er alleen maar naar raden. Het is mogelijk, dat Pierre in Loppersum is geweest en daar een uniformknoopje verloor.
Een echte patriot?
Ook Henry Hendriks uit Bedum diende in het 124e Lijninfanterie, dus ook hij zou de eigenaar kunnen zijn van het verloren knoopje. Henry werd op 18 april 1774 in Bedum geboren en was nog net geen 21 jaar toen de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. Op 13 februari proclameerde het revolutionaire bestuur van de stad Groningen op de Grote Markt, onder een heuse vrijheidsboom, het motto ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’. Was Henry erbij? Wilde hij strijden voor deze idealen of was er een andere reden waarom hij in datzelfde jaar al in dienst trad? Hoe dan ook, Henry werd beroepssoldaat.
De lange jongen (1,75 m) met blauwe ogen, bruin haar en een smal gezicht trad toe tot het Regiment Saxen-Gotha, dat deel uitmaakte van de Bataafse troepen en voer in elk geval meteen in 1795 naar les Indes Orientales, naar Oost-Indië. De eigendommen die de VOC in de 17e eeuw in Indonesië had vergaard, werden in 1798 genationaliseerd en Nederlands-Indië werd eigendom van de Bataafse Republiek. Ging Henry naar de Oost om daar de Revolutie gestalte te geven? Om de orde te handhaven en de kolonie te beschermen tegen de Britten, die ook in die wateren opereerden? Hij reisde in dienst van het Regiment Saxen-Gotha in totaal drie keer naar Indië: in 1795, in 1800 en in 1805. In 1800 raakte hij gewond aan zijn linkerbeen, maar zijn fiche vermeldt niet wat er precies is gebeurd. In april 1802 werd Henry gepromoveerd tot korporaal.

Bijschrift: Lodewijk Napoleon was tussen 1806 en 1810 op last van zijn broer koning van Holland. Hij nam zijn taak erg serieus en nam lessen Nederlands van o.a. de dichter Bilderdijk, maar de legende gaat dat hij zich wel eens vergiste in de klemtoon. (Prent uit de stripboekenreeks Van nul tot nu)
Henry kwam in oktober 1806 bij het 124e Lijninfanterie terecht. Lodewijk Napoleon was net koning van Nederland geworden en hoewel hij zich verzette tegen het invoeren van een dienstplicht in Nederland, moest hij wel soldaten leveren aan zijn broer. Het is mogelijk dat Henry om die reden uit het Bataafse regiment is overgeplaatst naar een puur Napoleontisch onderdeel. Henry had al ervaring op zee en zijn rol in het 124e bestond misschien uit het beschermen van de bemanning en de lading van de schepen waar hij op meevoer. Hij maakte namelijk nog een hele reeks reizen naar de Oriënt: in 1806, 1807, 1808 en 1809. Ondertussen maakte Henry ook carrière. Op 4 mei 1807 werd hij benoemd tot sergeant.
Na 1809 is het gedaan met Henry’s zeereizen. Er volgt dan een periode van relatieve kalmte. Er is een soort van vrede in het Franse keizerrijk. Henry gaat op reis. Zijn fiche vermeldt: ‘op 10 mei 1811 vertrokken met verre bestemming. Teruggekeerd 18 mei 1812.’ Waar is hij naartoe gegaan? Naar zijn ouders in Bedum? En heeft Henry tijdens dat sabbatical misschien ook Loppersum bezocht en is hij daar een uniformknoopje kwijtgeraakt?
Henry voegde zich in mei 1812 weer bij zijn regiment, dat in de zomer van 1812 met Napoleon naar Rusland vertrok. Het 124e werd opgeofferd bij de rivier Berezina, opdat in elk geval Napoleon en zijn entourage en indien mogelijk andere troepen konden oversteken. Hoe zou sergeant Henry zijn manschappen moed in hebben gesproken tijdens de verschrikkingen van de Grote Terugtocht? Met zijn 38 jaren en zijn ervaring fungeerde hij misschien als een vaderfiguur voor de jongere soldaten. Misschien had hij zelf wel last van zijn oude beenwond, die opspeelde in de vrieskou.
Maar Henry overleefde. Samen met Napoleon trok hij nog geen jaar later opnieuw naar het oosten. Met het 124e vocht Henry in Lützen (begin mei 1813), Bautzen (20 mei), Stettin. Vlak voordat hij aan gevechten in en om Wittenberg deelnam, werd hij op 8 september par décret impérial bevorderd tot sous-lieutenant; onderluitenant. Voor een man die begonnen was als gewone soldaat, was dit een prachtige promotie: hij was nu een échte officier. Misschien wel glimmend van trots, met nieuwe epauletten of misschien wel in een geheel nieuw uniform, met de zilveren uniformknopen die daarbij hoorden, leidde hij vervolgens zelf een eenheid in verschillende gevechten rondom Wittenberg. Het 124e nam geen deel aan de Volkerenslag van Leipzig, een kleine zeventig kilometer ten zuiden van de Lutherstad waar Henry de linies verdedigde.
Zijn bevordering tot onderluitenant is meteen het laatste snippertje informatie dat we over Henry weten. Is hij in de strijd of op de terugtocht gestorven? Dan was dat misschien wel genoteerd op zijn fiche. We hebben hem niet kunnen terugvinden in de Groningse bevolkingsregisters, ook niet omdat Hendriks een veelvoorkomende achternaam is, die bovendien in gevarieerde spellingswijzen voorkomt. Is Henry na Napoleons troonsafstand teruggekeerd naar het noorden?

Henry Hendriks, nummer 197 in het stamboek van het 124e Regiment Lijninfanterie
Dubbele bodem
Henry zou de eigenaar kunnen zijn van knoopje 124. Hij, of Pierre (Pieter) de Ruiter, of een van de 57 Groningers die streden in het 124e. Behoorlijk tevreden over de resultaten van mijn zoektocht en nieuwsgierig naar de mogelijke invulling van de gaten in mijn verhaal, legde ik mijn bevindingen voor aan Johan Wilkens, krijgshistoricus en iemand die veel over militaria en over Napoleon weet. Wilkens: ‘Ik heb samen met een vriend al ruim acht jaar onderzoek gedaan naar de conscrits onder Napoleon, met name de Drenten. Zo hebben wij alle (!) matricules gefotografeerd van de Drentse namen (en/of soldaten die afkomstig waren uit het departement Ems Occidental, waar ook Groningen onder viel). Een monnikenwerk!’
Wilkens weet bijna zeker dat er meer dan achttien Lopsters onder Napoleon hebben gediend. ‘Rond de 80 procent van alle mannen geboren tussen 1788 en 1793 is opgeroepen; ga dus maar na.’ Lang niet alle stamboeken (matricules) zijn online te raadplegen, niet alles is (al) teruggevonden en daarnaast is in Vincennes ook van veel regimenten nog een administratief archief te vinden. Ik heb dus pas slechts een topje van de ijsberg ontdekt. De schatkist waarvan ik dacht dat ik hem had ontdekt en geopend, blijkt nog een complete dubbele bodem te hebben.
Opgeofferd
Wilkens schetst voor mij kort de lotgevallen van het 124e Regiment Lijninfanterie op de Russische Veldtocht. ‘Het 124e was al vroeg in 1812 naar Moskou gegaan en is daar ook geweest, dat wil zeggen: de eerste vier bataljons. Het vijfde bataljon was een depotbataljon en bleef als reserve in Givet. Toen Napoleon veel troepen verloor op de heenreis naar Moskou, heeft hij vanuit Moskou nog het bevel uitgevaardigd dat alle depottroepen alsnog naar Rusland moesten komen, met spoed.

Franse infanterie in 1812. Tekening van Maurice Henri Orange (1868-1916)
Deze depottroepen kwamen echter maar tot aan Vilnius. Mocht er een soldaat van het 124e overleefd hebben, dan is het haast wel zeker iemand van het vijfde bataljon geweest.’ En warempel; op de fiches van zowel De Ruiter als Hendriks staat genoteerd dat ze deel uitmaakten van het vijfde bataljon. Zij kwamen pas ná de Russische Veldtocht in actie, in 1813 tijdens de Duitse campagne!
Wilkens: ‘Het 124e moest de terugtocht van Napoleon over de rivier de Berezina dekken en is in zijn geheel opgeofferd (!) aan de Russen. Er zijn vele soldaten gevangen genomen, maar de Russen kenden toen al de politiek van de lange marsen in de winterse koude, zonder eten en drinken, dagen achtereen in schaarse kleding. Hun kleding en mantels werden hun door de Kozakken afgenomen. De meeste soldaten zijn dus na gevangenname omgekomen.
Van het 124e (1e-4e bataljon) is dus ook voor zover ik weet (ik zou het precies moeten nazoeken) niemand teruggekeerd. Behalve mogelijk een gelukkige die nog wel de oversteek over de Berezina heeft gedaan. Dit was echter niet toegestaan.’
Zowel De Ruiter als Hendriks hebben deze barre omstandigheden gelukkig niet hoeven meemaken. Mijn idee van een in zijn baard grommende Hendriks die zijn mannen beurtelings uitfoetert en opbeurt in de barre kou is dus volledig uit de lucht gegrepen. Hij was er niet eens, en De Ruiter ook niet, de geluksvogels. Maar vele van die andere ruim 20.000 Nederlanders in de legers van Napoleon stierven daar onder erbarmelijke omstandigheden. En niet te vergeten al die andere soldaten in al die andere regimenten.
Maar ze hebben wel gevochten, in Duitsland. Wilkens: ‘Waarschijnlijk is Pierre de Ruiter gestorven. Na Napoleons nederlaag werden de vermisten allemaal als gedeserteerd opgeschreven. Je moet begrijpen dat de administratie steeds minder nauwkeurig en uiteindelijk helemaal niet meer werd bijgehouden.’ Het stamboek van het 124e telt inderdaad vele fiches met telkens in precies hetzelfde handschrift Deserté le … 1813. Alle vermisten en gesneuvelden zijn op de grote hoop gegooid en Pierre was er één van. Dat er bij Hendriks niets staat, betekent dat er een kleine kans is dat hij na de Volkerenslag nog leefde; bij andere namen op ‘zijn’ pagina in het stamboek staat wel de melding over desertie. Hendriks kan ook op de terugweg nog gestorven zijn, want tijdens de terugtocht maakten de soldaten nog tientallen kleinere veldslagen mee. Wilkens: ‘En officieren liepen gewoon mee voorop in de linies, dus het was niet zo dat zij minder kans hadden om te sneuvelen.’
En het knoopje?
Wilkens: ‘Hoe de knoop onder de straat in Loppersum is geraakt, is speculatie. In elk geval is hij daar niet verloren door een soldaat van het 124e. Soldaten werden ingelijfd via Groningen en direct doorgestuurd naar het Noord-Franse Givet, waar ze lopend heengingen. In Givet was hun kazernering. Het 33e Regiment kreeg al in Groningen zijn uitrusting en kleding en ging zo vervolgens naar Givet. Maar het 124e ontving zijn uniform pas in Givet.
Daarna zagen ze tot 1815 hun vaderland niet terug. Verlof kende men niet in die tijd. Het is dus bijna onmogelijk dat een soldaat vóór 1815 in Loppersum (terug) is geweest van het 124e.’
Maar in het fiche van sergeant Henry Hendriks staat dat hij tussen 10 maart 1811 en 18 mei 1812 is vertrokken ‘met verre bestemming’. Wilkens: ‘Dit was een beroepssoldaat. Gelet op zijn rang en zijn dienstjaren is het mogelijk dat er voor hem een uitzondering is gemaakt: hij is op groot verlof gestuurd. Het zou kunnen.’
Wilkens schetst wat er nog meer gebeurd kan zijn met knoopje 124. ‘Mogelijk is een soldaat met uniform na 1815 in Loppersum de knoop verloren. Hoogst onwaarschijnlijk, omdat de soldaten die het hadden overleefd, in lompen thuiskwamen en veelal onderweg hun kleding al verwisselden voor burgerkleding. Helemaal omdat op hun vlucht terug naar huis zij niet alsnog door Kozakken of door plaatselijke bevolking wilden worden afgemaakt in een Napoleontisch uniform.
In 1865 werd in heel Nederland de 50-jarige overwinning (bevrijding) op Napoleon herdacht met praalwagens en optochten. Mogelijk is daarbij nog een origineel tenue gebruikt in Loppersum, of is er een opnieuw gemaakt. Het is goed denkbaar. Maar ook met stadsdrek2 kan de knoop uiteindelijk in Loppersum gekomen zijn. De knoop is ontegenzeglijk origineel.’
Het lijkt Aldwin Wals sterk dat ‘zijn’ knoopje in Loppersum terecht is gekomen met stadsdrek. ‘Ik heb hem gevonden in de Raadhuisstraat, in het cunet. Op zo’n plaats wordt niet bemest.’ Het is dan echter ook nog mogelijk dat een boer of arbeider de knoop op een akker heeft gevonden, in zijn broekzak heeft gestopt en hem vervolgens in de Raadhuisstraat weer verloren is. En zo kun je nog een heleboel andere theorieën bedenken. Feit blijft echter wel, dat Henry Hendriks in Loppersum kan zijn geweest terwijl hij het uniform van het 124e droeg. En dat is toch ontegenzeglijk een mooi verhaal?
Verder zoeken
‘Beter onderzoek naar Loppersumse conscrits bij het 124e e zou de mogelijkheid kunnen bevestigen of uitsluiten of de knoop door een Loppersumse conscrit is verloren na terugkomst,’ adviseert Wilkens. ‘Daartoe moeten alle zes de boeken van het 124e naam voor naam doorgespit worden en dan ook nog eens andere boeken, aangezien soldaten meermalen werden overgeplaatst met behoud van hun eigen regimentsuniform.
Het beste is om alle mannen die geboren zijn tussen 1788 en 1793 uit de doopregisters te trekken: dat zijn de potentiële conscrits. Die namen kun je dan weer controleren met de Burgerlijke Stand na 1815. Dit is de meest zuivere methode. En alle namen dus vergelijken/opzoeken in de matricules. Een heidens karwei van maanden.’
Ik weet dus na al dat zoekwerk nog steeds niet wie nu echt dat ene knoopje aan zijn Napoleontische uniform heeft gehad, hoe het is losgeraakt en waarom het precies in Loppersum terecht is gekomen. Het kan een knoopje van Henry Hendriks zijn geweest en dat zou een prachtig verhaal zijn, maar er zijn nog een heleboel andere theorieën. Misschien zal ik het ook wel nooit te weten komen. Maar de speurtocht naar informatie heeft van twee noordelijke soldaten in het leger van Napoleon in elk geval iets meer gemaakt dan alleen een naam en een nummer. Of het gaat lukken om alle andere Lopster soldaten terug te vinden en ook hun verhaal te reconstrueren, zal de toekomst uitwijzen.
Wordt vervolgd!
Met dank aan: Johan Wilkens en Frits Scholten, Aldwin Wals, Vincent van der Veen
Bronnen:
allegroningers.nl
ancestramil.fr
archieven.nl
defensie.nl (online archieven NIMH)
familysearch.org
genver.nl
geschiedenisbeleven.nl/brieven-uit-napoleons-garde-dhonneur/
hisgis.nl
hvnf.nl/index/lotelingenkolumerlandca.pdf
memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr
J.A. Paasman, vandevelde.net
Anneloes Klein Horsman, ‘Brieven uit Napoleons Garde d’Honneur’, geschiedenisbeleven.nl
J. Rickard, War of Liberation, 1813 (Germany), historyofwar.org/articles/war_of_liberation_1813.html
Jeroen Visbeek, tijdgeest.eu/artikelen/napoleon-oorlog
Henriëtte Wellers-Haagen, allemaalfamilie.nl/mgd_allemaalfamilie.php?pageid=7052
Joost Welten, ‘De Nederlandse soldaten van Napoleon’, Historisch Nieuwsblad, 8/2008
vele lemma’s in diverse talen op wikipedia.org
1PAN: Portable Antiquities of the Netherlands; een project waarbij archeologische vondsten van particulieren worden geregistreerd.
2Vuil van de straten en inhoud van de emmers waar de stadsbewoners hun behoefte op deden. Werd veel gebruikt als mest op het platteland.