Desmon Byrne Snape: Het verhaal achter een oorlogsgraf in Loppersum

Op de algemene begraafplaats, in vak B, rij 11, graf 10 ligt een Australische jongeman van 20 jaar onder een eenvoudige witte steen. Desmon Byrne Snape was Pilot Officer (2e luitenant) van de Royal Australian Air Force. Wie was hij en hoe kwam hij uiteindelijk vanuit het verre Australië in Loppersum terecht?

Door Thole Jan Wieringa

Desmon Byrne Snape werd geboren op 4 mei 1923 in Abbotsford in de Australische deelstaat New South Wales. Voor hij in dienst ging, werkte hij in de winkel van de grote radiofabriek van de firma Amalgamated Wireless (AWA) in Ashfield bij Sydney. Desmon was een vriendelijke jongen met bruin haar, blauwe ogen, lengte 1,71m en een gewicht van 57 kg.

Op 30 juni 1941 meldde Desmon zich in Sydney aan bij rekruteringscentrum nummer 2 voor de luchtmacht. De luchtmacht had dringend personeel nodig en voerde een reclamecampagne onder het motto ‘join the RAAF, this is a man’s job!’ Na een strenge medische keuring van een hele dag werd hij geschikt bevonden om piloot te worden. Hij werd opgenomen in de reserve en op 10 oktober 1941 werd hij opgeroepen voor actieve dienst, ‘for the duration of the war and a period of 12 months thereafter’. Hij was toen hij 18 jaar en 5 maanden.

Na een basisvliegopleiding van twaalf weken en vervolgens een veertien weken durende training was Desmon klaar om ingescheept te worden. Hij ging naar Sandgate, in de buurt van Brisbane.

Naar Canada

Desmon vertrok op 17 juni 1942 per schip naar Canada, waar hij de rest van zijn vliegtraining zou krijgen. In 1939 had het Britse Gemenebest, waar ook Australië en Canada toe behoorden, bepaald dat het grootste deel van het Australische luchtmachtpersoneel in eigen land zou worden opgeleid. Een klein deel zou na de basistraining opleiding krijgen in een ander deel van het Britse Gemenebest. Vaak was dat in Canada, waar veel vliegscholen waren.

Desmon arriveerde op 9 augustus 1942 in Lachine, een doorgangskamp van de Canadese luchtmacht (RCAF), in een westelijke voorstad van Montreal, na een reis van bijna twee maanden die hem ook door het Panamakanaal had gevoerd. Op 16 augustus kwam hij aan in Calgary, bij de 3 Service Flying Training School. Begin december schopte Desmon het daar tot Airman Pilot, de rang van sergeant.

Naar Engeland

Alle geallieerde transporten vanuit Canada naar Engeland vertrokken vanuit Halifax: in totaal gingen van hier 494.874 militairen richting Europa, van wie 50.000 nooit zouden terugkeren. Desmon vertrok op dinsdag 29 december 1942 op een groot en snel troepen-transportschip, dat vaak een voormalig luxe cruiseschip was. Zo’n reis over de Atlantische Oceaan was geen pretje: veel mensen hadden last van zeeziekte en constant dreigde het gevaar van de vele op de loer liggende Duitse U-Boten die graag geallieerde schepen wilden torpederen. Gelukkig waren de meeste grote transportschepen te snel voor de U-boten.

Het schip voer naar Liverpool. Vandaar ging de reis per trein naar Bournemouth, waar alle Australiërs uit Canada werden verzameld, waarna ze werden verdeeld over vliegvelden in Engeland voor hun verdere training. Australiërs maakten ongeveer 9% uit van het totale aantal RAF vliegtuigbemanningen.

Vanuit Bournemouth ging Desmon naar de vliegbasis RAF Station Grantham, in Lincolnshire, waar hij op dinsdag 16 maart 1943 aankwam. Hier leerde hij zijn latere maatje Ian Hamilton Fowler kennen, een Canadese Flight Lieutenant van de RCAF (op de foto rechts). Vanwege zijn rode haar werd Ian ook wel ‘Rusty’ genoemd. De beide heren werden toevallig een duo en vlogen uiteindelijk bijna een jaar samen. Op 4 juni 1943 werd Desmon bevorderd tot Flight Sergeant.

Wij jagen ’s nachts

Op 15 juni 1943 werden Desmon en Ian overgeplaatst naar de vliegbasis Church Fenton in North Yorkshire, waar ze leerden omgaan met een nachtjager; een jachtvliegtuig om ’s nachts andere vliegtuigen mee neer te schieten. Hier leerden ze vliegen met het nieuwste toestel: de De Havilland 98 Mosquito NF II. Dit buitengewoon snelle vliegtuig, dat vanwege zijn romp van balsahout en multiplex ook wel het wooden wonder werd genoemd, zou het definitieve vliegtuig van Des en Ian worden.

Na hun training als nachtjagerpiloot werden de beide heren overgeplaatst naar het 141 Squadron van de Royal Air Force. Hun motto was Caedimus Noctu: ‘wij jagen ’s nachts’. Het 141 Squadron was speciaal opgericht om met behulp van de modernste radarapparatuur de geallieerde bommenwerpers tegen Duitse nachtjagers te beschermen.

Het vliegtuig

Het wooden wonder van Des en Ian had een verwarmde cockpit en was uitgerust met een verschillende antennes die het mogelijk maakten de signalen van Duitse vliegtuigen op te vangen. De piloot zat links in de cockpit en zijn waarnemer/radaroperateur zat rechts, iets naar achteren.

De Mosquito werd vooral ingezet op plaatsen waar de Duitse nachtjagers zich verzamelden om Britse bommenwerpers op te wachten. Ze moesten de Duitse vliegtuigen neerschieten vóór die de kans kregen een geallieerd toestel te raken. De Mosquito kon met de speciale antennes tot op 100 mijl afstand Duitse vliegtuigen opsporen, om er vervolgens achter te gaan vliegen en ze neer te schieten.

Een minpunt van de Mosquito was het krappe (nood)deurtje waar de bemanning moest in- en uitstappen. Op het deurtje stond aan de binnenkant in grote rode letters ‘Beware of Airscrews’: het zat vlak achter de propeller van de rechtermotor, dus in geval van ‘uitstappen onderweg’, was het zaak niet naar voren te gaan, maar bij het uitstappen direct naar achteren te springen. Met veel wind, onder meer veroorzaakt door de propeller, was dat best lastig! In noodgevallen moest de waarnemer die vlak naast de deur zat als eerste het vliegtuig verlaten door aan de rode hendel op de deur te trekken. Zo werd de deur uit de scharnieren getild om naar beneden te vallen, waarna de waarnemer kon springen. Pas daarna kon de piloot ook uit het toestel springen.

Een overwinning

Des en Ian maakten veel nachtvluchten met hun zwart geschilderde toestel. Op vrijdag 21 januari 1944 maakten ze bijvoorbeeld een vlucht richting Maagdenburg in Duitsland. Ze vlogen mee tussen de Britse Lancaster bommenwerpers. Tijdens die nacht was er een Junkers 88 nachtjager actief die achter elkaar vier Lancasters neerschoot. Toen de Duitse piloot bezig was zijn vijfde vliegtuig neer te schieten, raakten de boordwapens van de Mosquito van Desmon en Ian zijn toestel. De Junker stortte niet direct neer, maar was wel zo zwaar beschadigd dat de bemanning eruit moest springen. De piloot, Heinrich Alexander Ludwig Peter Prinz zu Sayn-Wittgenstein, sprong als laatste. Hij bleef met zijn nog ongeopende parachute aan het vliegtuig hangen, dat daarna neerstortte boven Brandenburg. Zonder het te weten hadden Des en Ian tijdens hun vlucht één van de meest gedecoreerde (door Hitler persoonlijk!) Duitse nachtjachtpiloten neergeschoten. Tijdens zijn carrière zag deze Duitse piloot kans maar liefst 83 geallieerde vliegtuigen neer te schieten. Pas achteraf kwam vast te staan dat Des en Ian deze man hadden neergeschoten. Ze meldden alleen een vliegtuig beschadigd te hebben.

De laatste vlucht

Ruim een maand later, op donderdag 24 februari 1944, vlogen Des en Ian een nieuwe missie. Dit keer deden ze met vijf Mosquito’s een afleidingsoperatie richting Kiel, het Deense Kattegat en de Kleine Belt. De bedoeling was om de aandacht van de echte aanval af te leiden: die op de belangrijke Duitse kogellagerfabrieken in Schweinfurt. Des en Ian vertrokken om 17.58 uur vanaf hun basis West Raynham in Norfolk richting Helgoland. Ze vlogen op een hoogte van 18.000 voet. Onderweg kwamen ze geen vijandelijke vliegtuigen tegen. Des keerde om en op dat moment ontdekte Ian een Duits vliegtuig op de radar, dat in de richting van het Duitse vasteland vloog. Toen ze het op volle snelheid vliegend in zicht kregen en er vlak achter zaten om het neer te schieten, liep hun rechter motor warm door oververhitting. Hij verloor na vijf minuten alle koelvloeistof en ontplofte.

Des en Ian besloten om de kortste weg terug naar Engeland te vliegen. Via een route over Ostfriesland vlogen ze ten noorden van Emden over de Groningse kust. Ze hadden toen al veel hoogte verloren: van de 12.000 voet (circa 4 km) toen ze het Duitse vliegtuig in het vizier kregen was nog maar 6.000 voet (circa 2 km) over. Om 21.00 uur zonden ze een noodsignaal uit.

Een uur nadat de eerste motor uitviel, begon de doorgaans zo betrouwbare tweede motor aan de linkerkant ook te sputteren en heel erg te vibreren. Het vliegtuig werd, doordat het zo laag vloog, geraakt door luchtafweergeschut vanaf de grond. Des vroeg Ian eruit te springen. Eerst kreeg Ian het deurtje niet open, maar uiteindelijk lukte het hem wel en bereikte hij veilig de grond bij Overschild. Bij de landing verstuikte hij zijn enkel en daarna verstopte hij snel zijn parachute. Hij heeft het vliegtuig horen neerstorten en vlammen gezien. Ian werd door een boer geholpen, maar helaas werd hij ook door anderen gezien en door de Duitsers ingerekend. Flying Officer Ian Fowler verbleef de rest van de oorlog in Duitse krijgsgevangenschap.

Ondertussen daalde het vliegtuig steeds verder en uiteindelijk wist ook Des het vliegtuig te verlaten via het krappe deurtje. Maar het vliegtuig was al te laag gekomen, onder de 600 voet (ca 200 m), waardoor zijn parachute niet meer open ging voordat hij de grond raakte. Hij moet op slag dood zijn geweest. De Mosquito stortte om 21.48 uur, nog geen vier uur nadat hij was opgestegen in Engeland, neer bij boerderij Drewerderhof, tussen Garrelsweer en Winneweer.

Het was de eerste Mosquito met speciale radar van de RAF die verloren ging. De vier andere toestellen die aan de operatie meededen, waren al om 21.30 uur geland op hun basis. De Duitsers bekeken de wrakstukken van het toestel en vooral van de radar met veel interesse, en ruimden alles daarna op. De boer van de naastgelegen boerderij nam het staartwiel van het vliegtuig mee, dat tot eind 1968 als wiel voor een mestkruiwagen diende. In 1970 ontving de familie van Des dit wiel als tastbare herinnering.

De begrafenis

Volgens artikel 17 van de Conventie van Genève dienen de stoffelijke overschotten van tegenstanders eervol te worden behandeld. Daarom werd het stoffelijk overschot van Desmon op zaterdag 26 februari 1944 door de Duitsers met militaire eer begraven op de algemene begraafplaats in Loppersum. De Duitsers hebben Ian Fowler het stoffelijk overschot van zijn collega Des eerst nog laten zien en volgens Ian was de parachute inderdaad niet opengegaan. Eén van de getuigen van de begrafenis was Fokko Bloema van de Wirdumerweg. Hij was die dag bezig een aantal bomen op de begraafplaats te snoeien of
om te zagen. Op het graf werd een eenvoudig houten kruis geplaatst. Pas enkele jaren na de oorlog werd dit kruis vervangen door de witte steen die er nu op staat. Toen kwam ook het bekende groene bordje van de Commonwealth Wargraves Commission aan het hek van de begraafplaats te hangen.


Epiloog

Ian Fowler overleefde zijn krijgsgevangenschap in onder andere het Duitse (later Poolse) Silezië. Aan het einde van de oorlog maakte hij een dodenmars mee met veel honger en kou vanaf Oost-Duitsland naar Tarmstedt in de omgeving van Bremen. In 1995 bezocht hij Garrelsweer en Loppersum om het graf van zijn collega te bezoeken. Hij overleed op 4 augustus 2014 op 93-jarige leeftijd in Calgary. Dezelfde plaats waar Desmon in 1942 aan zijn Canadese vervolgopleiding was begonnen.